Notulen regiobijeenkomst regio Noord 19-11-2019
Met als gastspreker
Drs. Jelle Schutte, klinisch psycholoog Psychodiagnostisch Centrum PSYQ Groningen en Lentis.
Diagnostiek autisme bij volwassenen. Er is een belangrijk onderscheid tussen Classificatie (is er sprake van een syndroom en hoe ernstig is het) en Diagnostiek (hoe ziet de problematiek bij deze persoon eruit. Waar loopt hij tegen aan, in welke omstandigheden en hoe is de interactie met andere klachten. Wat zijn de sterkten en zwakten). Relevante diagnostische vragen en overlap met andere stoornissen.
De gouden standaard van autisme onderzoek bestaat (nog) niet, maar waar de grote instellingen het over eens zijn: Gebruik meerdere bronnen van informatie. Naast het interview, zijn anamnese, heteroanamnese en observaties heel belangrijk.
Waar de meningen over verdeeld zijn: vragenlijsten zowel over autisme als dynamische profielinterpretatie, afname TAT, belang ADOS, nut van de AQ als screener, van faux pas en strange stories.
Psychologisch onderzoek starten met screening en daarna wordt het volgende aanbevolen: Een algemene ontwikkelingsanamnese. Een gestructureerd interview als ADI-R, DISCO of DSM-V interview. Informatie van anderen, ontwikkelingsvragenlijsten, observatie (bijv. ADOS)
Algemene tips bij het afnemen van een interview: Bedenk dat volwassen cliënten met autisme goed kunnen compenseren. Vraag van tevoren of iemand een bep. diagnose juist wel of niet wil i.v.m. het aanpassen hieraan. Vraag door hoe ze iets doen en hoe hun strategie is; hoe ernstig het probleem is en hoeveel energie het hun kost. Als je vraagt naar het omgaan met veranderingen: zijn het hun eigen veranderingen of heeft iemand anders veranderingen doorgevoerd. Hoe gaat het als er iets gebeurt buiten hun controle. Mensen met ASS in de geestelijke gezondheidszorg hebben vaak moeite om emoties in het lichaam te herkennen en blijven na veranderingen vaak hangen in hun emoties.
Algemene tip bij observatie: observeer oogcontact op verschillende momenten, het kan ook angst/wantrouwen zijn of een toevalstreffer. Maakt iemand gebruik van functionele gebaren en mimiek? Gebrek aan mimiek kan ook bij andere stoornissen voorkomen. Observeer wat er gebeurt als je het gesprek meer of minder structureert. Ga even ‘babbelen” met cliënt en kijk hoe dit gaat. Als je iets observeert, check bij cliënt wat er in hem omging.
In het kort:
Altijd anamnese + heteroanamnese + observatie
Bij afname interview: doorvragen naar strategie en of ze belang hebben bij diagnose. Vraag naar hun emotionele beleving, doorvragen naar ernst van de kenmerken en moeilijkheid om te gaan met veranderingen buiten controle van de cliënt.
Tips voor observatie: maak een kletspraatje, varieer de mate van structuur in het gesprek, observeer op meerdere momenten, maakt iemand functionele gebaren? Check observaties.
Het was een leuke en leerzame middag!
Namens de VVP,
Rieka Maring
Evelien Buter