Sinds 2016 deel ik via columns mijn persoonlijke ervaringen aangaande gedragskenmerken van een autismespectrumstoornis (ASS). Dit vanuit de intentie een glimp te kunnen geven van wat zich áchter het gedrag zou kunnen afspelen. Met ‘glimp’ bedoel ik niet alleen de hoeveelheid die ik niet heb beschreven, wat eveneens zijn invloed heeft, maar ik bedoel ook dat het míjn ervaring is.
Het stellen van de classificatie ASS heeft mij zonder meer geholpen; het besef niet de enige te zijn met mijn ‘struggles’, waardoor ik me minder vervreemd van anderen ben gaan voelen. Maar ook dat ik mocht gaan inzien minder kritisch op mezelf te mogen zijn, zeker als het gaat om leren, het omgaan met onvoorspelbaarheid en mezelf staande houden in sociale omgevingen. Ook al zijn de kwetsuren die ik daardoor heb opgelopen nog steeds voelbaar op de momenten dat er hard op wordt gedrukt, weet ik er nu meer boven te staan en doet het minder pijn. Voor mij heeft het krijgen van de ASS diagnose bijgedragen aan het proces van acceptatie: ik heb een aantal dingen waar ik behoorlijk last van heb. 96% van de Nederlandse bevolking heeft daar een beetje of helemaal geen last van, terwijl ik bij de groep van 4% hoor, voor wie dit wél een hindernis is. Niet gek dus dat ik me vervreemd voelde en een idioot (mijn woorden) die faalt, waar 96% wel weet waar het over gaat of doorstaat zonder stress.

Ook al ben ik één van de 400.000 Nederlanders met een classificatie ASS, besef ik en steeds meer, dat andere factoren ook een rol spelen in het verklaren van de belemmeringen waarin iemand vastloopt. Niet dat dit voor mij een nieuw inzicht is. Wel is het vaak zo dat ik, bij het begrijpen van persoonlijke lastigheden die gerelateerd kúnnen zijn aan ASS, geneigd ben vooral te kijken door het ASS-denkraam, en daarmee andere verklaringen negeer, of minder waarschijnlijk acht.
Neem als voorbeeld mijn gevoeligheid voor aanraking; daar ben ik nooit liefhebber van geweest. Als kind verstijfde ik als een hark als iemand me even vastpakte. Een kenmerk dat veel voorkomt bij ASS. Echter, weet ik ook dat ik mijn eerste levensjaar erg ziek geweest ben en veel tijd in het ziekenhuis heb doorgebracht. Artsen en verpleegkundigen die mij vastpakten of medische handelingen verrichtten, deden dit met goede intenties, maar of het prettig was betwijfel ik. Biedt dit eveneens een mogelijke verklaring? Daarnaast zijn er andere voorbeelden, die door het ASS-denkraam los te laten, alternatieve gezichtspunten opleveren welke het overdenken waard zijn.
Wat ik belangrijk vind om te benadrukken is dat ik geenszins twijfel aan het concept ASS. De kennis over ASS verlicht het leven van een groot aantal mensen, waaronder van mijzelf. Mijn behoefte is meer ruimte voor andere ideeën, vanuit het concept wie ík ben. In de gesprekken met mijn behandelaar valt het woord – autisme – vrijwel nooit. Nochtans zijn het waardevolle gesprekken voor het leren begrijpen van mezelf. Wat ik heb ervaren is dat ik door het ‘loslaten’ van het ASS-denkraam letterlijk meer ruimte ben gaan voelen, misschien zelfs wat opluchting.
Dit maakt dat ik heb besloten te stoppen met het schrijven van de columns; iets wat gezien mijn verhaal wellicht voor te stellen is. Ik heb het over de jaren heen graag gedaan en bood de plek om over mezelf na te denken, en daarmee kennis over mijzelf. Maar het meeste waardevol vond ik de reacties van lezers die mijn ervaringen herkenden, en het anderen lieten lezen om door hen beter begrepen te worden.
Of je nou autisme hebt of niet, uiteindelijk zijn we allemaal mensen, met een eigen verhaal en de behoefte door de ander begrepen te worden.
Bedankt allen, en ik wens jullie het allerbeste toe!
In het verleden is bij mij autisme vastgesteld. In mijn columns beschrijf ik aan de hand van de DSM-5 criteria situaties waarin ik heb gemerkt anders te denken dan veel andere mensen. Weliswaar zijn het persoonlijke verhalen, desondanks hoop ik inzicht te kunnen bieden in de belevingswereld van iemand met autisme.


